UU Inclusive Teaching Toolbox


Inclusief taalgebruik in studiemateriaal

De taal die in cursusmateriaal wordt gebruikt, kan voor bepaalde studenten beledigende of kwetsende connotaties hebben. Taal kan ook beledigend of kwetsend zijn door de bias die erin zit. Het is belangrijk om zo inclusief als mogelijk te zijn. Gebruik daarom geen taal die de groep waartoe de studenten behoren vernedert, beledigt of uitsluit. Door inclusieve taal te gebruiken, kun je studenten empoweren en het gevoel geven dat ze erbij horen en gewaardeerd worden. Om inclusieve taal in lesmateriaal te kunnen gebruiken, is het essentieel dat je weet welke taal in welke situatie moet worden gebruikt. Deze sectie bevat aanbevelingen hiervoor. 

Tools

Algemene beginselen voor het gebruik van inclusieve taal  

  1. Beschrijf iemands achtergrond (bijv. gender, etniciteit, seksuele geaardheid, functiebeperking) alleen als het belangrijk is voor de context.   
  2. Vermijd het gebruik van woorden die een negatieve connotatie hebben. Gebruik bijvoorbeeld geen woorden die als vernederend of kwetsend worden ervaren.   
  3. Vraag de persoon in kwestie bij twijfel aan welke term die de voorkeur geeft. Ga niet uit van vooronderstellingen.   
  4. Overweeg het gebruik van taal waarbij de persoon centraal staat en niet diens functiebeperking of ander kenmerk, tenzij die persoon zelf aangeeft dat het betreffende kenmerk een deel van diens identiteit is. Sommigen hebben bijvoorbeeld moeite met het woord ‘gehandicapte’, omdat mensen daardoor worden gereduceerd tot hun handicap. “Een persoon met een handicap”, daarentegen, beschrijft het handicap als een van de vele kenmerken van die persoon.  
  5. Vermijd woorden die duiden op gegeneraliseerde vooronderstellingen over mensen. Iemand die bijvoorbeeld het woord ‘brandweerman’ gebruikt, gaat uit van de vooronderstelling dat alleen mannen voor de brandweer werken. Gebruik in plaats daarvan bijvoorbeeld brandweerlieden.   
  6. Eerstegeneratiestudenten of studenten voor wie de taal waarin je lesgeeft, niet de eerste taal is, hebben mogelijk moeite met teksten waarin veel jargon staat. Denk na over het type academisch jargon dat geschikt is voor je studenten en verstrek achtergrondmateriaal als je denkt dat sommigen van hen wellicht niet bekend zijn met bepaalde termen.  

Als je niet-inclusieve taal in het studiemateriaal ontdekt, kun je het volgende doen:

  • Voor materiaal dat jij of je collega’s hebben gemaakt: gebruik woorden die respectvol en begrijpelijk zijn.   
  • Voor materiaal dat door derden is gemaakt: controleer of niet-inclusieve taal is gebruikt. Wanneer dat materiaal woorden bevat die als vernederend kunnen worden ervaren, doe je er goed aan om daarover met je studenten in gesprek te gaan en erop te wijzen dat het gebruik van dergelijke woorden bij voorkeur moet worden vermeden. Een andere optie is om het materiaal weg te laten en te vervangen door ander materiaal. 

De American Psychological Association (APA) geeft enkele voorbeelden van hoe je het gebruik van inclusieve taal in je lesmateriaal kunt verbeteren American Psychological Association. (2021). Inclusive language guidelines .

Gebruik deze voorbeelden als leidraad, maar houd wel rekening met de situatie in je eigen vakgebied. De lijst van termen in de leidraad van de APA is niet statisch of uitputtend. Dus als je je onzeker voelt over welke term de juiste is, vraag dan, voor zover mogelijk, de betreffende persoon aan welke linguïstische term die zelf de voorkeur geeft.

Voor meer informatie over inclusieve taal, zie “Inclusief taalgebruik”. 

Aanvullende hulpmiddelen

Voor richtlijnen voor inclusief taalgebruik in rechtzaken en juridische documenten zie: CULTEXP Guide for Inclusive Language in Court and in Legal Documents – YouTube

GLAAD MEDIA Reference Guide: gids met informatie over en richtlijnen voor het gebruik van LGBTQI+ -termen: https://www.glaad.org/reference